Jusqu'à l'année académique 2011- 2012, les institutions visées au § 1 sont en outre habilitées à organiser, pour une période probatoire de cinq ans maximum, des grades de master complémentaire visés à l'article 18, § 1, alinéa 2, 3°, dont l'intitulé n'est pas repris à l'annexe IV du présent décret, à condition que les programmes qui mènent à ces grades puissent être définis comme masters complémentaires conjoints au sens de l'article 18, § 2.
Tot het academiejaar 2011-2012 zullen de instellingen bedoeld in § 1, bovendien gerechtigd zijn om voor een proefperiode van hoogstens vijf jaar, de graden van een bijkomende master bedoeld in artikel 18, § 1, tweede lid, 3° te organiseren, waarvan het opschrift niet opgenomen wordt in bijlage IV bij dit decreet, op voorwaarde dat de programma's die tot deze graden leiden, bepaald kunnen worden als gezamenlijke bijkomende masters in de zin van artikel 18, § 2.