En B.5.3. et B.5.4, il a été rappelé que le prin
cipe de légalité en matière pénale n'empêche pas que la loi laisse au juge un pouvoir d'appréciation, qu'il est satisfait à la condition qu'une infraction doit être définie clairement dans la loi lorsque le justiciable, sur la base du libellé de la disposition pertinente, et, le cas échéant, en se fondant sur l'interprétation des juridictions, peut savoir quels actes ou omissions emportent sa responsabilité
pénale et que ce n'est que dans le cadre de l'examen d'une disposition
pénale spécifique qu'il est possible de déterminer s
...[+++]i les termes utilisés sont tellement vagues qu'ils violeraient le principe de légalité en matière pénale.In B.5.3 en B.5.4 is eraan herinnerd dat het wettigh
eidsbeginsel in strafzaken niet eraan in de weg staat dat de wet aan de rechter een beoordelingsbevoegdheid toekent, dat aan het vereiste dat een misdrijf duidelijk moet worden omschreven in de wet, is voldaan wanneer de rechtzoekende, op basis van de bewoordingen van de relevante bepaling, en in voorkomend geval, met behulp van de interpretatie daarvan door de rechtscolleges, kan weten welke handelingen en welke verzuimen zijn strafrechtelijke aansprakelijkheid meebrengen en dat het slechts bij het onderzoek van een specifieke strafbepaling mogelijk is te bepalen of de gehanteerde bewo
...[+++]ordingen zo vaag zijn dat ze het wettigheidsbeginsel in strafzaken zouden schenden.