Il paraît légitime que dans le cas où une personne présente une pathologie spécifique ou un risque exceptionnel prouvé scientifiquement de la développer, le prélèvement et le stockage du matériel corporel humain destiné à un usage différé autologue ou allogénique, pour un receveur particulier et identifié, soit autorisé à condition que le dit matériel reste disponible pour un usage thérapeutique pour un tiers.
Indien iemand een specifieke pathologie heeft of een wetenschappelijk aangetoond uitzonderlijk risico voor een pathologie vertoont, lijkt het gegrond toestemming te geven om menselijk lichaamsmateriaal met het oog op een autoloog of allogeen uitgesteld gebruik, voor een bepaalde en geïdentificeerde ontvanger, weg te nemen en te bewaren op voorwaarde dat dit materiaal beschikbaar blijft voor therapeutisch gebruik bij derden.