a) de terres, vases et graviers, pierres, moellons, enrochements de toute nature, débris de maçonnerie, gazons, plantations, buissons, souches, racines, taillis, décombres et déchets;
a) van grond, slijk en kiezel, stenen, breukstenen, allerlei gesteente, overblijfselen van metselwerk, zoden, beplantingen, struiken, stronken, wortels, kreupelhout, puin en afval;