Dès 1983-1984, G. Maes estimait que le statut social du stagiaire était fort ambigu : d'une part, c'est aux yeux du monde un avocat indépendant et à part entière, d'autre part, il dépend d'un maître de stage et il est accompagné par l'Ordre (un peu plus dans tel barreau que dans tel autre) et tenu de participer aux activités.
Reeds in 1983-84 schreef G. Maes het volgende over het sociaal statuut van de stagiair : « Het statuut van de stagiair is zeer ambigu : enerzijds is hij zelfstandige, volwaardig advocaat voor de buitenwereld en anderzijds is hij afhankelijk van een stagemeester en wordt hij door de Orde begeleid (in de ene balie al wat meer dan in een andere) en tot deelname aan activiteiten verplicht.