Dans cet arrêt, la Cour énonçait qu'il était parfaitement acceptable que les États membres, qui disposent d'un pouvoir discrétionnaire en matière de jeux de hasard, puissent décider du type de jeux, de leur volume et du nombre d'opérateurs.
Het hof stelde in dat arrest dat het perfect aanvaardbaar is dat lidstaten, die inzake kansspelen beschikken over een discretionaire macht, kunnen beslissen over het type van spelen, het volume ervan en het aantal operatoren.