Art. 315. Aussi longtemps qu'une sp
écificité de titres requis n'aura pas été définie en application de la loi du 7 juillet 1970, il convient d'entendre, pour avoir accès à la nomination ou à l'engagement à titre définitif dans les fonctions de maître de formation pratique et de maître-assistant, par foncti
on pour laquelle le membre du personnel possède le titre requis, la spécificité qu'il a enseignée dans l'enseignement supérieur non universitaire pendant au moins 240 jours répartis sur deux
...[+++] années académiques au moins.
Art. 315. Zolang een specificiteit van vereiste bekwaamheidsbewijzen niet zal gedefinieerd zijn in toepassing van de wet van 7 juli 1970, behoort men te verstaan, om toegang te verkrijgen tot de definitieve benoeming of aanwerving in het ambt van pratijkmeester en meesterassistent, per ambt voor hetwelk het personeelslid het vereiste bekwaamheidsbewijs bezit, de specificiteit die hij onderwezen heeft in het hoger, niet universitair onderwijs, gedurende tenminste 240 dagen verdeeld over tenminste twee academiejaren.