L'adoption, le 29 avril 2004, de la directive 2004/38/CE [11] relative au droit des citoyens de l'Union et des membres de leurs familles de circuler et de séjourner librement sur le territoire des États membres a considérablement accru l'effectivité et l'accessibilité de ce droit en codifiant la législation et la jurisprudence préexistantes, en simplifiant et en clarifiant la réglementation de l'Union en la matière et en simplifiant les procédures nationales.
De vaststelling van Richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004[11], betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden, heeft er in hoge mate toe bijgedragen dat dit recht doeltreffender en toegankelijker is geworden: de richtlijn codificeerde eerdere wetgeving en jurisprudentie op dit gebied, vereenvoudigde en verduidelijkte de toepasselijke EU-regels en stroomlijnde de nationale procedures.