43. Il convient également de rappeler que, selon une jurisprudence constante de la Cour, c'est, en
principe, à l'Etat membre de résidence qu'il incombe d'accorder au contribuable la totalité des avantages fiscaux liés à sa situation personnelle et familia
le, cet Etat membre étant, sauf exception, le mieux à même d'apprécier la capacité contributive personnelle dudit contribuable dans la mesure où ce dernier y dispose du centre de ses intérêts personnels et patrimoniaux (voir, notamment, arrêts du 14 février 1995, Schumacker, C-279
/93, Rec. ...[+++]p. I-225, point 32; du 16 mai 2000, Zurstrassen, C-87/99, Rec. p. I-3337, point 21, et Beker, précité, point 43).43. Tevens zij eraan herinnerd dat volgens vaste rechtspraak van het Hof het in beginsel de woo
nstaat is die de belastingplichtige alle aan zijn persoonlijke en gezinssituatie verbonden belastingvoordelen moet toekennen, omdat deze lidstaat, behoudens uitzondering, de persoonlijke draagkracht van deze belastingplichtige het best kan beoordelen aangezien hij daar het centrum van zijn persoonlijke en vermogensrechtelijke belangen heeft (zie met name arresten van 14 februari 1995, Schumacker, C-279/93, Jurispr. blz. I-225, punt 32; 16 mei 2000, Zurstrassen, C-87/99, Jurispr. blz. I-3337, punt 21, en arrest Beker, reeds aangehaald, punt 43)
...[+++].