La Commission rappelle aussi que le Conseil d'Etat avait souligné, dans l'examen du projet devenu l'arrêté royal du 3 avril 1995, que « L'octroi de la faculté de se mettre en rapport avec certaines des personnes enregistrées doit, au demeurant, être réglé de façon précise par l'arrêté en projet et dans les mesures d'application qui seront prises, (..) tant cette faculté est exorbitante, spécialement lorsqu'elle se combinera avec la communication de l'ensemble des informations enregistrées, en ce compris l'historique des données récapitulant toutes les modifications intervenues » (Moniteur belge 25 avril 1995, p. 10844; souligné par la Commission).
De Commissie verwijst ook naar de opmerkingen van de Raad van State in verband met het onderzoek van het ontwerp, dat het koninklijk besluit van 3 april 1995 is geworden : « Overigens moet het bieden van de mogelijkheid om zich in verbinding te stellen met sommige geregistreerde personen precies geregeld worden door het ontworpen besluit en, zoals de gemachtigde ambtenaar heeft erkend, in de toepassingsmaatregelen die zullen worden genomen, wegens het overdreven karakter van deze mogelijkheid, vooral als ze gepaard gaat met het mededelen van alle geregistreerde inlichtingen, met inbegrip van een chronologisch overzicht van de gegevens met alle opeenvolgende bijwerkingen» (Belgisch Staatsblad van 25 april 1995, blz. 10844, passage onderstree
...[+++]pt door de Commissie).