L'amendement nº 12 (do c. Sénat, nº 2-256/3) remplace l'article 2 proposé et tend à ce que, sans préjudice des dispositions de la loi relative à la protection de la jeunesse, tout mineur soit assisté d'office dans les procédures qui le concernent, par un avocat qui doit être un avocat des mineurs, sauf si le mineur refuse explicitement.
Het amendement nr. 12 (Stuk Senaat, nr. 2-256/3) vervangt het voorgestelde artikel 2 en heeft tot doel er voor te zorgen dat, onverminderd de bepalingen van de jeugdbeschermingswet, elke minderjarige in een rechtspleging die hem betreft of aanbelangt ambtshalve wordt bijgestaan door een advocaat, die een jeugdadvocaat moet zijn, behalve indien de minderjarige dit uitdrukkelijk weigert.