La justification de cette dotation complémentaire changea en 1973, lorsque le ministre déclara en commission des Finances qu'elle était « destinée forfaitairement à couvrir les dépenses de personnel, de matériel et de fonctionnement de la Maison de Sa Majesté le Roi Léopold » (Doc. parl. 4-IV, 1972-1973, nº 3, p. 3).
De verantwoording hiervan veranderde in 1973 toen de minister in de commissie voor de Financiën verklaarde dat het ging om « een forfaitaire bijdrage tot dekking van de uitgaven in verband met het personeel, het materieel van het Huis van Zijne Majesteit Koning Leopold » (Parl. St. 4-IV, 1972-1973, nr. 3, blz. 3).