2. Outre le paragraphe 1, la personne handicapée ou la personne à mobilité réduite notifie au transporteur, lors de la réservation ou de la prévente du billet, ses besoins particuliers en ce qui concerne la cabine, la place assise, les services requis ou la nécessité d’emporter du matériel médical, pour autant que ce besoin soit connu à ce moment-là.
2. In aanvulling op het bepaalde in lid 1 moeten gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit de vervoerder bij de boeking of bij de aankoop vooraf van het vervoerbewijs in kennis stellen van hun specifieke behoeften qua accommodatie, zitplaats of noodzakelijke diensten of van hun behoefte medische apparatuur mee te nemen, voor zover zij op dat tijdstip kennis hebben van die behoefte.