Au premier alinéa, on entend par « enfant handicapé » l'un des enfants suivants : 1° un enfant atteint d'une incapacité physique ou mentale d'au moins 66 % ; 2° un enfant atteint d'une affection ayant pour conséquence qu'au moins quatre points ont été reconnus dans le pilier I de l'échelle médico-sociale tel que stipulé dans la réglementation concernant les allocations familiales. 3° un enfant reconnu par l'Agence flamande pour les Personnes handicapées ou pour lequel l'Aide intégrale à la jeunesse a réalisé une analyse des besoins avec un ou plusieurs modules type valides dans le cadre du handicap.
In het eerste lid wordt onder een kind met handicap een van de volgende kinderen verstaan : 1° een kind dat voor ten minste 66% getroffen is door een lichamelijke of geestelijke ongeschiktheid; 2° een kind dat een aandoening heeft die tot gevolg heeft dat ten minste vier punten toegekend worden in pijler I van de medisch-sociale schaal als vermeld in de regelgeving betreffende de kinderbijslag; 3° een kind dat erkend is door het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap of voor wie Integrale Jeugdhulp een indicatiestellingsverslag heeft afgeleverd met een of meer geldige typemodules in het kader van de handicap.