Les juridictions a quo demandent à la Cour si la disposition en cause est compatible avec les articles 10, 11 et 16 de la Constitution, combinés ou non avec l'article 1 du Premier Protocole additionnel à la Convention européenne des droits de l'homme en ce que la faculté de rachat qu'elle prévoit pourrait être exercée, d'une part, sans la moindre limitation dans le temps, contrairement à la faculté de rachat prévue par l'article 1660 du Code civil et, d'autre part, à un prix n'impliquant pas une indemnité juste et intégrale.
De verwijzende rechtscolleges vragen het Hof of de in het geding zijnde bepaling bestaanbaar is met de artikelen 10, 11 en 16 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met artikel 1 van het Eerste Aanvullend Protocol bij het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, in zoverre het recht van terugkoop zou kunnen worden uitgeoefend, enerzijds, zonder enige beperking in de tijd, in tegenstelling tot het recht van wederinkoop in artikel 1660 van het Burgerlijk Wetboek, en anderzijds, tegen een prijs die geen billijke en volledige schadeloosstelling zou inhouden.