98. pense que la promotion de l’efficacité énergétique à l’échelle mondiale sera au moins aussi importante que le dialogue avec les pays producteurs d’énergie; pense que l’efficacité énergétique doit faire partie de la politique étrangère de l’UE, en particulier sa coopération au développement, et doit également s’inscrire dans le cadre des dialogues avec les pays producteurs d’énergie et leurs homologues dans les économies émergentes (notamment la Chine, l’Inde et le Brésil), en Europe de l’Est, dans les Balkans, les pays méditerranéens et les pays d'Afrique, des Caraïbes et du Pacifique;
98. meent dat de bevordering van energie-efficiëntie op wereldschaal minstens even belangrijk zal zijn als de dialoog met energieproducerende landen; meent dat energie-efficiëntie in het buitenlandse beleid van de EU moet worden geïntegreerd, zeker in haar ontwikkelingssamenwerking en in het kader van de gesprekken met de energieproducerende landen en met tegenhangers in opkomende economieën (waaronder China, India en Brazilië), in landen uit Oost-Europa, de Balkan en het Middellandse-Zeegebied en de ACS-landen;