Les prestations du § 1, 3°, ne peuvent être attestées que pendant la période de 1 mois à compter du jour où une des prestations mentionnées à l'alinéa précédent a été attestée; de plus, les deux prestations par journée prévues au § 1, 3°, ne peuvent être attestées au maximum que pour 14 journées au cours de cette période.
De verstrekkingen van § 1, 3°, mogen slechts worden aangerekend gedurende een periode van 1 maand die ingaat op de dag waarop één van de in het vorige lid vermelde verstrekkingen is aangerekend; bovendien mogen de twee verstrekkingen per dag waarin is voorzien in § 1, 3°, ten hoogste tijdens 14 dagen in die periode worden aangerekend.