21. prend acte que, en vertu des critères de convergence inscrits dans le traité de Maastricht, le taux d'inflation ne doit pas dépasser de plus de 1,5 % celui des
trois États membres présentant les meilleurs résultats en matière de stabilité des prix; est d'avis que la définition des
trois États membres affichant les meilleurs résultats quant à la stabilité des prix, de même que la méthode retenue pour le calcul de la valeur de référence, doivent être soigneusement étudiées pour refléter le fait que 12 États membres participent actuellement à l'UEM, en utilisant une monnaie unique gérée dans le ca
dre d'une ...[+++]politique monétaire commune, et que les écarts observés dans les divers taux d'inflation reflètent plus des facteurs structurels que des différences dans les choix de politique macroéconomique; 21. erkent dat de inflatie overeenkomstig de convergentiecriteria van Maastricht niet meer dan 1,5% hoger mag liggen dan de inflatie van de drie lidstaten die op het gebied van prijsstabiliteit het best presteren; wijst erop dat zowel de definitie van de drie lidstaten die op het gebied van de prijsstabiliteit het best presteren als de methode voor de berekening van de referentiewaarde aandachtig moeten worden onderzocht, omdat er nu twaalf lidstaten zijn die deelnemen in de EMU en de gemeenschappelijke munt gebruiken die in een
gemeenschappelijke monetair beleid wordt beheerd, en dat de verschillen in hun individuele prestaties op het
...[+++]gebied van inflatie veeleer een afspiegeling zijn van structurele factoren dan van verschillen in macro-economisch beleid;