Il resso
rt à suffisance des motifs de l'arrêt rendu par le juge a quo que celui-ci compare deux catégories de débiteurs : d'une part, le débiteur qui, compte tenu de l'insuffisance de ses ressources, ne peut affecter le moindre centime au remboursement de ses créanciers et ne peut demander au juge une remise totale de ses dettes, seul le médiateur de dettes étant habilité à le faire, d'après la juridiction a quo, en application de la disposition en cause, et, d'autre part, le débiteur qui n'est en mesure d'affecter au remboursement des créanciers que des sommes tout à fait dérisoires et qui, en application de l'article 1675/13, § 1, alin
...[+++]éa 1, du Code judiciaire, peut demander au juge un plan de règlement judiciaire avec une remise quasi totale des dettes en capital.U
it de motieven van het arrest van de verwijzende rechter blijkt voldoende dat die laatste twee categorieën van schuldenaars vergelijkt : enerzijds de schuldenaar die, rekening houdend met de ontoereikendheid van zijn middelen, niet de minste cent kan besteden aan de terugbetaling van zijn schuldeisers en aan de rechter geen totale kwijtschelding van zijn schulden kan vragen, daar, volgens het verwijzende rechtscollege, alleen de schuldbemiddelaar daartoe bevoegd is met toepassing van de in het geding zijnde bepaling en, anderzijds, de schuldenaar die aan de terugbetaling van de schuldeisers slechts onbeduidende bedragen kan besteden en die, met toepassing v
...[+++]an artikel 1675/13, § 1, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek, de rechter kan verzoeken om een gerechtelijke aanzuiveringsregeling met een vrijwel totale kwijtschelding van de schulden in kapitaal.