La partie requérante dans l'affaire n° 5354 reproche à la disposition attaquée de prévoir, en ce qui concerne les moyens de subsistance requis, une exception au profit des enfants mineurs visés à l'article 10, § 1, alinéa 1, 4°, deuxième et troisième tirets, de la loi du 15 décembre 1980, mais pas au profit des enfants du partenaire du regroupant visés à l'article 10, § 1, alinéa 1, 5°, lorsqu'il s'agit d'un partenariat enregistré qui n'est pas considéré comme équivalent à un mariage en Belgique.
De verzoekende partij in de zaak nr. 5354 verwijt de bestreden bepaling dat zij, wat de vereiste bestaansmiddelen betreft, in een uitzondering voorziet ten voordele van de minderjarige kinderen bedoeld in artikel 10, § 1, eerste lid, 4°, tweede en derde streepje, van de wet van 15 december 1980, doch niet ten voordele van de kinderen van de partner van de gezinshereniger bedoeld in artikel 10, § 1, eerste lid, 5°, waar het gaat om een geregistreerd partnerschap dat niet als gelijkwaardig wordt beschouwd met een huwelijk in België.