2°) L'article 203, § 1, du Code civil, tel qu'il est interprété par la Cour de cassation dans ses arrêts des 16 avril 2004 et 2 mai 2005 [.], viole-t-il les articles 10 et 11 de la Constitution, en ce que - à supposer que pour déterminer les f
acultés des père et mère à proportion desquelles le coût de l'enfant doit ê
tre évalué, le juge doive effectivement ' tenir compte des charges qui pèsent sur l'un (des) deux ', même si ces charges ne sont ni fiscales, ni sociales, ni professionnelles, ni exceptionnelles - cette disposition civile
...[+++]crée une discrimination entre différents pères et mères disposant de mêmes ressources nettes, du fait d'une absence de définition du concept de ' charges ' et de l'expression ' tenir compte ', ce qui, par le seul pouvoir d'appréciation du juge quant à la définition d'une charge et à la manière d'en tenir compte dans une matière d'ordre public, a pour conséquence que le sort qui sera réservé à une action introduite par un des père ou mère sur la base de l'article 203bis du Code civil peut, du fait de cette violation, être constitutif d'une rupture d'égalité par rapport au sort réservé à une action introduite sur la même base, par un autre des père ou mère ?2°) Schendt artikel 203, § 1, van het Burgerlijk Wetboek, zoals het wordt geïnterpreteerd door het Hof van Cassatie in zijn [.] arresten van 16 april 2004 en 2 mei 2005, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet in zoverre - in de veronderstelling dat teneinde de middelen van de vader en d
e moeder vast te stellen naar evenredigheid waarvan de kosten voor het kind moeten worden geraamd, de rechter daadwerkelijk ' rekening moet houden met de lasten die op een van hen rusten ', ook al zijn die lasten niet van fiscale, sociale, professionele of uitzonderlijke aard - die burgerrechtelijke bepaling een discriminatie in het leven roept tussen versc
...[+++]hillende vaders en moeders die over dezelfde nettomiddelen beschikken, doordat het begrip ' lasten ' en de uitdrukking ' rekening houden met ' niet zijn gedefinieerd, hetgeen, doordat enkel de rechter beoordelingsbevoegdheid heeft in verband met de definitie van een last en de wijze waarop daarmee rekening dient te worden gehouden in een aangelegenheid van openbare orde, tot gevolg heeft dat het lot dat zal worden voorbehouden aan een vordering die door een vader of een moeder wordt ingesteld op grond van artikel 203bis van het Burgerlijk Wetboek, door die schending, een verbreking van de gelijkheid kan vormen in vergelijking met het lot dat wordt voorbehouden aan een vordering die op dezelfde grond wordt ingesteld door een andere vader of moeder ?