6. L'exigence minimale de fonds propres et d'engagements éligibles visée au paragraphe 4 n'excède pas les montants de fonds propres et d'engagements éligibles suffisants pour garantir que, en cas d'application de l'instrument de renflouement interne, les pertes d'un établissement ou d'une entreprise mère visé à l'article 2 ainsi que de l'entreprise mère ultime de cet établissement ou de cette entreprise mère et de tout établissement ou établissement financier compris dans les comptes consolidés de cette entreprise mère ultime peuvent être absorbées et que le ratio de fonds propres de base de catégorie 1 de ces entités peut être ramené au niveau nécessaire pour que celles-ci puissent continuer à remplir les conditions de l'agrément et à exer
...[+++]cer les activités pour lesquelles elles ont été agréées en vertu de la directive 2013/36/UE ou d'une législation équivalente et que la confiance des marchés dans l'établissement ou l'entreprise mère visé à l'article 2, et l'entreprise mère ultime de cet établissement ou de cette entreprise mère et tout établissement ou établissement financier compris dans les comptes consolidés de cette entreprise mère ultime reste suffisante.6. Het in lid 4 bedoelde minimumvereiste voor eigen vermogen en in aanmerking komende passiva is niet hoger dan het bedrag aan eigen vermogen en in aanmerking komende passiva dat toereikend is om te garanderen dat, indien het instrument van bail-in zou worden toegepast, de verliezen van een
instelling of een moederonderneming als bedoeld in artikel 2, alsmede van de uiteindelijke moederonderneming van die instelling of moederonderneming en elke instelling of financiële instelling die in de geconsolideerde rekeningen van die uiteindelijke moederonderneming is opgenomen, kunnen worden opgevangen en de tier 1-kernkapitaalratio van die entit
...[+++]eiten weer op een peil kan worden gebracht dat noodzakelijk is om hen in staat te stellen aan de vergunningsvoorwaarden te blijven voldoen en de werkzaamheden te blijven uitoefenen waarvoor hun overeenkomstig Richtlijn 2013/36/EU of gelijkwaardige wetgeving vergunning is verleend, alsook om voldoende marktvertrouwen te handhaven in de instelling ofmoederonderneming als bedoeld in artikel 2 en in de uiteindelijke moederonderneming van die instelling of moederonderneming, en elke instelling of financiële instelling die in de geconsolideerde rekeningen van die uiteindelijke moederonderneming is opgenomen;