10. regrette vivement la loi de 2002 sur la liberté religieuse et les organisations religieuses qui méconnaît les principes internationaux de la liberté religieuse et les droits de l'homme, notamment ceux établis dans le pacte international relatif aux droits civils et politiques (PIDCP) et prend acte que, du fait de cette législation, les activités de nombreuses communautés religieuses sont limitées et que leurs dirigeants font l'objet d'un harcèlement permanent, de poursuites, de sanctions pécuniaires et de peines de prison;
10. betreurt ten zeerste de wet op de vrijheid van godsdienst en religieuze organisaties van 2002 die in strijd is met de internationale beginselen van godsdienstvrijheid en mensenrechten, waaronder de beginselen zoals vastgelegd in het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (ICCPR), en erkent dat de activiteiten van veel religieuze gemeenschappen als gevolg van deze wet aan restricties onderhevig zijn en dat hun leiders het slachtoffer zijn van voortdurende intimidatie, vervolging, boetes en gevangenisstraf;