Comme il est indiqué en B.2.5, les méthodes spécifiques ne peuvent être mises en oeuvre qu'à la condition que les méthodes ordinaires s'avèrent insuffisantes pour la continuité d'une mission de renseignement et en fonction du degré de gravité de la menace potentielle pour laquelle la méthode est mise en oeuvre (Doc. parl., Sénat, 2008-2009, n° 4-1053/1, pp. 18-19).
Zoals is aangegeven in B.2.5, kunnen de specifieke methoden enkel worden aangewend op voorwaarde dat de gewone methoden ontoereikend blijken voor de continuïteit van een inlichtingsopdracht en volgens de graad van ernst van de mogelijke dreiging waarvoor de methode is aangewend (Parl. St., Senaat, 2008-2009, nr. 4-1053/1, pp. 18-19).