46 D’une part, en tant qu’elle fait grief au Tribunal d’avoir jugé, aux points 37 et 38 de l’arrêt attaqué, que la perception du public pertinent n’est pas nécessairement la même dans le cas d’une marque tridimensionnelle, constituée par l’apparence du produit lui-même, que dans le cas d’une marque verbale ou figurative, et que le consommateur moyen ne perçoit la forme d’un emballage de boisson comme une indication de l’origine commerciale du produit que si cette forme est susceptible d’être perçue d’emblée comme une telle indication, cette branche est mal fondée pour les motifs exposés aux points 28 à 30 du présent arrêt.
46 Voorzover het Gerecht wordt verweten, in de punten 37 en 38 van het bestreden arrest te hebben geoordeeld dat de perceptie van het relevante publiek in het geval van een driedimensionaal merk bestaande uit de verschijningsvorm van de waar zelf, niet noodzakelijkerwijs dezelfde is als in het geval van een woord‑ of beeldmerk, en dat de gemiddelde consument de vorm van een drankverpakking slechts als een aanduiding van de commerciële herkomst van de waar zal opvatten indien deze vorm meteen als een dergelijke aanduiding kan worden opgevat, is dit onderdeel van het middel om de in de punten 28 tot en met 30 van het onderhavige arrest uiteengezette redenen ongegrond.