1. Le statut de réfugié est accordé à tout ressortissant d'un pays tiers qui, parce qu'il craint avec raison d'être persécuté du fait de sa race, de sa religion, de sa nationalité, de ses opinions politiques ou de son appartenance à un certain groupe social, se trouve hors du pays dont il a la nationalité et qui ne peut ou, du fait de cette crainte, ne veut se réclamer de la protection de ce pays, ainsi qu'à tout apatride qui, se trouvant hors du pays dans lequel il avait sa résidence habituelle, ne peut ou, en raison de ladite crainte, ne veut y retourner.
1. De vluchtelingenstatus wordt toegekend aan onderdanen van derde landen of staatlozen die zich wegens een gegronde vrees voor vervolging om redenen van ras, godsdienst, nationaliteit, politieke overtuiging of het behoren tot een bepaalde sociale groep, buiten het land bevinden waarvan zij de nationaliteit bezitten en de bescherming van dat land niet kunnen of, wegens deze vrees, niet willen inroepen; of aan staatlozen die zich buiten het land bevinden waar zij gewoonlijk verblijven en daarheen niet kunnen terugkeren, dan wel, wegens genoemde vrees, niet willen terugkeren.