À ce sujet, le Conseil d'État a formulé l'observation suivante: « Il paraît fort douteux que pareille extension puisse encore être réputée être relative à un avantage en nature, à assimiler à une prestation familiale, accordé à des familles de travailleurs salariés bénéficiaires d'allocations familiales et si, en d'autres termes, cette extension peut encore se concevoir comme une matière relevant de la sécurité sociale, pour laquelle l'autorité fédérale peut encore être réputée compétente».
De Raad van State zei hierover het volgende : « Het is zeer de vraag of dergelijke uitbreiding nog kan worden geacht betrekking te hebben op een met gezinsuitkering gelijk te stellen voordeel in natura verstrekt aan op kinderbijslag rechthebbende werknemersgezinnen en of, met andere woorden, die uitbreiding nog kan worden gezien als een zaak van sociale zekerheid, waarvoor de federale overheid nog bevoegd kan worden geacht».