3. Un État membre peut mettre en œuvre les dispositions du paragraphe 1, point a), en instaurant un système dans lequel l'amende est proportionnelle au chiffre d'affaires de la personne morale, à l'avantage financier obtenu ou rendu envisageable du fait de la commission de l'infraction ou à toute autre valeur chiffrée indiquant la situation financière de la personne morale, sous réserve que ce système autorise des amendes maximales, au moins égales au minimum des amendes maximales établies au paragraphe 1, point a).
3. Een lidstaat mag lid 1, onder a), toepassen door een systeem te hanteren waarin de boete in verhouding staat tot de omzet van de rechtspersoon, het bij het plegen van het delict verkregen of beoogde financiële voordeel, of iedere andere waarde die de financiële situatie van de rechtspersoon aangeeft, op voorwaarde dat dit systeem voorziet in maximumboetes die ten minste gelijk zijn aan het in lid 1, onder a), vastgestelde minimum voor de maximumboetes.