N. considérant que la directive 2003/30/CE sur les biocarburants prévoit que, d'ici à 2010, l'objectif de consommation de biocarburants devrait être de 5,75 % de la quantité totale du carburant mis en vente à des fins de transports, ce qui correspond à l'équivalent de 40 millions de tonnes de dioxyde de carbone par an; que le niveau de consommation de biocarburants dans les États membres s'établit aujourd'hui à seulement 1,4 % de la quantité totale de carburant utilisé dans les transports; qu'une mutation profonde des politiques menées est dès lors recommandée,
N. overwegende dat Richtlijn 2003/30/EG inzake biobrandstoffen bepaalt dat het streefcijfer voor het aandeel van biobrandstoffen in het totale brandstofverbruik voor vervoersdoeleinden in 2010 5,75% bedraagt, wat overeenkomt met het equivalent van 40 miljoen ton koolstofdioxide-equivalent per jaar; dat het niveau van het gebruik van biobrandstoffen in de lidstaten momenteel slechts bij 1,4% van het totale brandstofverbruik voor vervoersdoeleinden ligt; dat een grondige heroriëntering van het beleid derhalve tot aanbeveling strekt,