L'article 11, § 1 , définit un certain nombre d'interdictions applicables au courtier en services bancaires et en services d'investissement, et, notamment, celle de se trouver dans un lien durable avec une ou plusieurs entreprises, celle de détenir des fonds et des instruments financiers provenant de ses clients ou devant leur être remis (c'est-à-dire l'obligation de travailler sans cash), même sur le compte de l'intermédiaire, et l'interdiction de disposer d'un mandat ou d'une procuration sur le compte de ses clients.
Artikel 11, § 1, definieert een aantal verbodsbepalingen die van toepassing zijn op de makelaar in bank- en beleggingsdiensten, inzonderheid het verbod om gebonden te zijn ingevolge een vaste band met één of meerdere ondernemingen, het verbod om gelden en financiële instrumenten te houden afkomstig van of over te maken aan zijn cliënten (i.e. de verplichting tot zogenaamde « cashless » werken), ook niet op rekening van de tussenpersoon, en het verbod een mandaat of volmacht te hebben op rekening van zijn cliënten.