En effet, il est vrai que, au point 27 dudit arrêt, le Tribunal a estimé que, les requérantes n’ayant pas produit le moindre indice de nature à mettre en cause la présomption de validité qui s’attache aux actes des institutions, il ne lui appartenait pas d’ordonner les mesures d’instruction sollicitées.
In punt 27 van dit arrest heeft het Gerecht weliswaar geoordeeld dat, daar de verzoekers geen enkele aanwijzing hadden gegeven die het voor alle handelingen van de instellingen geldende vermoeden van geldigheid kon aantasten, het niet de gevraagde maatregelen van instructie kon gelasten, doch het heeft zich hierbij niet uitgesproken over de opportuniteit om de door de verzoekers gevraagde maatregelen van instructie te treffen.