Dans sa requête complémentaire, le requérant reproche aux articles 35, § 3, 3°, 38, § 2, 39, §§ 2 et 5, et 44, § 2, de la loi du 25 ventôse an XI précitée et à l'article 58, alinéa 2, de la loi du 4 mai 1999 de créer une discrimination entre ceux qui ont posé leur candidature à une place déclarée vacante selon que la déclaration de vacance est antérieure ou non au 3 mai 1999, seuls les premiers ayant pu, conformément à l'article 58, alinéa 2, précité, être nommés notaires conformément à la loi ancienne.
In zijn aanvullend verzoekschrift verwijt de verzoeker de artikelen 35, § 3, 3°, 38, § 2, 39, §§ 2 en 5, en 44, § 2, van de voormelde wet van 25 ventôse jaar XI en artikel 58, tweede lid, van de wet van 4 mei 1999 dat ze een discriminatie in het leven roepen tussen diegenen die zich kandidaat hebben gesteld voor een vacant verklaarde plaats naargelang de vacantverklaring al dan niet van vóór 3 mei 1999 dateert, waarbij enkel laatstgenoemden, overeenkomstig voormeld artikel 58, tweede lid, tot notaris konden worden benoemd overeenkomstig de vroegere wet.