(25) Les États membres devraient encourager et travailler en étroite collaboration avec les organisations de la société civile, et notamment les organisations non gouvernementales reconnues et actives qui viennent en aide aux victimes de la criminalité, en particulier dans le cadre des actions destinées à orienter les politiques, des campagnes d'information et de sensibilisation, des programmes de recherche et d'éducation, et des actions de formation, ainsi qu'aux fins du suivi et de l'évaluation des effets des mesures de lutte de soutien et de protection des victimes.
(25) De lidstaten moeten organisaties uit het maatschappelijk middenveld, onder meer erkende en actieve niet‑gouvernementele organisaties die werken met slachtoffers van misdrijven, stimuleren en nauw met hen samenwerken, meer bepaald in het kader van beleidsinitiatieven, voorlichtings- en bewustwordingscampagnes, onderzoeks- en onderwijsprogramma's en opleiding, alsook bij het toezien op en evalueren van de impact van maatregelen ter bescherming en ondersteuning van slachtoffers van misdrijven.