Lors de la révision constitutionnelle de 1993, l'article 117, actuellement article 181, avait été complété par un § 2 prévoyant que les traitements et pensions des délégués des organisations reconnues par la loi qui offrent une assistance morale selon une conception philosophique non confessionnelle sont à charge de l'État.
Bij de herziening van de Grondwet in 1993 werd het toenmalige artikel 117, thans artikel 181, aangevuld met een tweede paragraaf, die bepaalt dat de wedden en pensioenen van de afgevaardigden van de door de wet erkende organisaties die morele diensten verlenen op basis van een niet-confessionele levensbeschouwing, ten laste komen van de Staat.