17. insiste sur le fait que l'Union ne peut pas avoir une réponse répressive à la crise humanitaire et que Frontex n'est pas la réponse; rappelle en l'occurrence que les opérations maritimes de Frontex et les opérations de retour ne doivent pas conduire au renvoi de personnes en Libye ou dans un autre pays où leur vie est menacée, conformément au principe de non-refoulement inscrit à l'article 19, paragraphe 2, de la Charte des droits fondamentaux; insiste sur le fait que le droit international doit être rigoureusement appliqué, notamment par l'agence Frontex;
17. onderstreept dat de EU geen repressief antwoord op de humanitaire crisis mag geven en dat Frontex niet het antwoord vormt; herinnert er vooral aan dat op zee uitgevoerde en op het terugsturen van personen gerichte Frontex-operaties er niet toe mogen leiden dat mensen naar Libië worden teruggestuurd of naar een ander land waar hun leven gevaar loopt, overeenkomstig het non-refoulementbeginsel dat in artikel 19, lid 2, van het Handvest van de grondrechten is neergelegd; dringt erop aan dat het internationaal recht strikt moet worden toegepast, in het bijzonder door het Frontex-agentschap;