216. déclare que, la protection contre le refoulement étant plus forte au titre de la CEDH que de la convention des Nations unies contre la torture, les pays européens devraient garantir en tout état de cause la protection fournie par la CEDH; rappelle, dans ce contexte, que le principe du non-refoulement est également reconnu par la Cour de justice des Communautés européennes;
216. wijst erop dat de bescherming tegen refoulement die het EVRM biedt, sterker is dan die van het VN-Verdrag tegen foltering en is van oordeel dat de Europese landen ten minste de bescherming uit hoofde van het EVRM moeten verzekeren; herinnert er in dit verband aan dat het beginsel van non-refoulement ook door het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen is erkend;