5. réaffirme que, bien que la crise économique mondiale constitue une grave menace pour le respect des droits économiques, sociaux et culturels, rien ne justifie que les États, quel que soit leur niveau de revenu, manquent à leur obligation de respecter les droits fondamentaux de l'homme; souligne que les gouvernements sont tenus, en tout temps, de garantir des "niveaux minimaux essentiels" des droits sociaux et économiques nécessaires pour vivre dignement;
5. bevestigt nog eens dat er, hoewel de wereldwijde economische crisis een ernstige bedreiging voor de verwezenlijking van de economische, sociale en culturele (ESC-) rechten vormt, geen rechtvaardiging is voor staten om, ongeacht hun inkomensniveau, water bij de wijn doen met betrekking tot hun verplichting de fundamentele mensenrechten in acht te nemen; benadrukt dat regeringen te allen tijde verplicht zijn het "absolute minimum" aan sociale en economische rechten te garanderen dat nodig is om een waardig leven te leiden;