Par ailleurs, le Conseil d'État met lui-même en évidence la relativité de l'origine génétique au point 96 de son avis, en indiquant: « Il semble donc que, dans l'hypothèse où des personnes ont donné leurs gamètes ou leurs embryons pour la procréation médicalement assistée par donneur ou pour une gestation pour autrui, il soit admissible de maintenir à leur égard l'anonymat de l'enfant».
Bovendien zet de Raad van State zélf de betrekkelijkheid van de genetische afkomst in de verf in punt 96 van zijn advies, waarin wordt gesteld : « Ingeval personen hun gameten of hun embryo's hebben afgestaan met het oog op medisch begeleide voortplanting via een donor of met het oog op draagmoederschap, lijkt het dus aanvaardbaar dat ten aanzien van hen de anonimiteit van het kind gehandhaafd wordt».