2. is van oordeel dat de betrekkingen tussen de opgekomen wereldmachten enerzijds en de BRICS-landen en andere opkomende machten anderzijds een belangrijk economisch aspect inhouden, maar op d
e eerste plaats van politieke aard zijn en dus in een politiek kader moeten worden geplaatst, aangezien alle betrokken landen belang hebben bij een doeltreffend mondiaal bestuursstelsel en bij de gezamenlijke aanpak, in een geest van samenwerking en overleg, van de wereldwijde stabiliteits- en veiligheidsri
sico's die duurzame economische groei wereldwijd en ...[+++] het mondiale groeipotentieel in de weg kunnen staan; roept daarom op tot versterkte samenwerking tussen de EU en de BRICS-landen, onder meer in het kader van partnerschappen met de afzonderlijke BRICS-landen, bij alle kwesties van internationaal belang;