25. constate, néanmoins, que le rôle de l'écofiscalité demeure modeste et ne donne pas des signes de développement; invite la Commission et les États membres à consacrer davantage d'efforts à la réforme de la fiscalité écologique, y compris le basculement graduel de la charge fiscale fondée
sur des impositions négatives en matière de bien-être (par exemple sur le travail) vers des impositions positives à cet égard (par exemple taxes sur les activités nuisibles à l'environnement, telles que l'utilisation de ressources ou la pollution)
...[+++]; relève que, malgré l'obligation d'unanimité dans le domaine de la fiscalité, les traités offrent la possibilité d'une coopération renforcée, et attire l'attention sur l'existence de la méthode ouverte de coordination; 25. merkt niettemin op dat de rol van milieubelastingen beperkt blijft en geen opwaartse trend vertoont; roept de Commissie en de lidstaten ertoe op zich krachtiger te beijveren voor milieuvriendelijke belastinghervormingen, o.a. in de vorm van een geleidelijke verschuiving van
de belastingdruk van welvaartsnegatieve belastingen (bijvoorbeeld op arbeid) naar welvaartpositieve belastingen (bijvoorbeeld op activiteiten die schadelijk zijn voor het milieu, zoals het gebruik van hulpbronnen of vervuiling); wijst erop dat de Verdragen, in weerwil van het unanimiteitsvereiste op het gebied van belastingen, de mogelijkheid bieden om nauwer sa
...[+++]men te werken en vestigt de aandacht op het bestaan van de open coördinatiemethode;