En supposant que le parti X disposait en 1994 d'un patrimoine qui devait figurer dans les comptes du secrétariat national de ce parti, il ne fait aucun doute que, s'il s'agissait d'immobilisations corporelles ou de placements de trésorerie, ceux-ci devaient être inscrits à l'actif, de sorte que leur contre-valeur entraîne un accroissement des actifs nets, et donc des avoirs.
In de veronderstelling dat partij X in 1994 over een patrimonium beschikte dat in de rekeningen van die partij (nationaal secretariaat) tot uiting moest komen, dan kan er geen twijfel over bestaan dat, wanneer het om materiële vaste activa ging of om geldbeleggingen, zij in het actief moesten worden ingeschreven zodat hun tegenwaarde tot een verhoging zou leiden van het nettoactief, dus van het vermogen.