Comme le souligne la Cour d'arbitrage dans son arrêt nº 78/2004 du 12 mai 2004, le législateur a laissé subsister une discrimination entre le conjoint qui s'est personnellement obligé à la dette du failli, qui, du fait de l'excusabilité, est libéré de cette obligation et le conjoint qui est, en vertu d'une disposition fiscale, obligé à une dette d'impôt du failli, et qui ne peut être libéré, par la déclaration d'excusabilité, de l'obligation de payer cette dette.
Zoals het Arbitragehof in arrest nr. 78/2004 van 12 mei 2004 heeft aangegeven, heeft de wetgever een discriminatie laten bestaan tussen de echtgenoot die zich persoonlijk aansprakelijk heeft gesteld voor de schuld van de gefailleerde die ten gevolge van de verschoonbaarheid van die verplichting wordt bevrijd en de echtgenoot die krachtens een fiscale bepaling gehouden is tot een belastingschuld met de gefailleerde en die door de verschoonbaarverklaring niet kan worden bevrijd van de verplichting tot betaling van die schuld.