1. Les États membres peuvent retirer ou refuser de renouveler un titre de séjour délivré sur la base de la présente directive lorsqu’il a été obtenu par des moyens frauduleux ou s’il apparaît que le titulaire ne remplissait pas ou ne remplit plus les conditions d’entrée et de séjour fixées par l’article 6 et, selon la catégorie dont il relève, aux articles 7 à 11.
1. De lidstaten kunnen een verblijfstitel die op grond van deze richtlijn is afgegeven, intrekken of weigeren deze te verlengen indien de titel op frauduleuze wijze is verkregen of indien blijkt dat de houder niet voldeed of niet langer voldoet aan de voorwaarden voor toegang en verblijf die in artikel 5 en, naar gelang van de categorie waartoe hij behoort, de artikelen 7 tot en met 11, zijn vastgesteld.