Ainsi, l'article 75ter du Code d'instruction criminelle énonce ce qui suit: « Par dérogation à l'article 75, il ne faut pas faire état de la demeure des personnes qui, dans l'exercice de leurs activités professionnelles, sont chargées de la constatation et de l'instruction d'une infraction ou qui, à l'occasion de l'application de la loi, prennent connaissance des circonstances dans lesquelles l'infraction a été commise, et qui sont en cette qualité entendues comme témoins.
Artikel 75ter van het wetboek van strafvordering stelt : « In afwijking van artikel 75 dient geen melding te worden gemaakt van de woonplaats van de personen die in de uitoefening van hun beroepsactiviteit belast zijn met de vaststelling van en het onderzoek naar een misdrijf of naar aanleiding van de toepassing van de wet kennis nemen van omstandigheden waarin het misdrijf werd gepleegd en die in die hoedanigheid als getuigen worden gehoord.