A son retour, l'étranger doit être en possession d'un titre de séjour ou d'établissement en cours de validité, et, s'il s'est absenté plus de trois mois, il doit se représenter, dans les quinze jours de son retour, à l'administration communale (voir l'article 39, §§ 1er et 2, de l'arrêté royal du 8 octobre 1981, précité).
Bij zijn terugkeer moet de vreemdeling in het bezit zijn van een verblijfs- of vestigingsvergunning waarvan de geldigheidsduur niet verstreken is en, als hij meer dan drie maanden afwezig is geweest, moet hij zich binnen vijftien dagen na zijn terugkeer opnieuw aanmelden bij het gemeentebestuur (zie artikel 39, §§ 1 en 2, van het koninklijk besluit van 8 oktober 1981).