6. relève que la crise exige une modernisation du modèle social européen, une nouvelle réflexion sur les politiques sociales nationales et une transition des États-providence, qui répondent principalement aux dommages causés par le dysfonctionnement du marché, vers des «États-providence activateurs», qui investissent dans les personnes et fournissent des instruments et des incitations en vue de promouvoir la création d'emplois durables et la croissance et de prévenir les distorsions sociales; note que la crise a encore renforcé la nécessité d'investir dans l'entrepreneuriat social;
6. merkt op dat de crisis noopt tot modernisering van het Europees sociaal model, tot heroverweging van het nationale sociale beleid en tot het ombouwen verzorgingsstaten – die zich vooral plegen te richten op het opvangen van de schade die ontstaat door het falen van de markten – tot „activerende verzorgingsstaten”, die investeren in mensen en die instrumenten en stimulansen aanreiken om duurzame banen en duurzame groei te genereren en het ontstaan van sociale misstanden tegen te gaan; merkt op dat de crisis de behoefte aan investeringen in maatschappelijk verantwoord ondernemen nog scherper aan de orde heeft gesteld;