Le 3 mandat est donc attribué à l'association B. Pour l'attribution du 4 mandat, le solde des associations A et B s'élève respectivement à 200 et 100, en sorte que ce mandat est attribué à l'association C. Les associations A et C ont toutes deux 200, mais dans ce cas, le mandat est attribué à la plus petite, donc C.
Het derde mandaat gaat bijgevolg naar B. Voor de toewijzing van het vierde mandaat, heeft A 200 en B 100 als overblijvende rest en gaat bijgevolg dit mandaat naar C. Zowel A en C hebben 200, maar in dit geval gaat het mandaat naar de kleinste, dus C.