Dans cette perspective, il apparaît également que la doctrine juridique de la « dette odieuse » est applicable à la réalité même de l'existence de la dette tunisienne dès lors que l'on considère celle-ci comme « une dette contractée par un gouvernement non démocratique, dont la somme empruntée n'a pas bénéficié aux populations locales et dont le prêt a été octroyé par le créancier en connaissance de cause des deux éléments précédents » (point 10 de la résolution du Sénat belge du 29 mars 2007).
In die optiek blijkt tevens dat de rechtsleer inzake « schandelijke schuld » van toepassing is op de realiteit zelf van het bestaan van de Tunesische schuld, aangezien men ervan uitgaat dat het « een schuld is die is aangegaan door een niet-democratische regering, dat het geleende bedrag niet is ten goede gekomen aan de plaatselijke bevolking en dat de lening is toegekend door de schuldeiser terwijl die op de hoogte was van beide vermelde aspecten » (punt 10 van de resolutie van de Belgische Senaat van 29 maart 2007).