Toutefois, les États membres ont considéré opportun de formuler une Déclaration commune, qui est annexée à la Convention, dans laquelle ils « prennent acte que le Danemark, la Finlande et la Suède déclarent leur disponibilité pour examiner dans quelle mesure il leur sera possible d'assurer que toute modification de leur droit national applicable aux questions relatives au transport de marchandises par mer respectera la procédure prévue à l'article 23 de la Convention de Rome de 1980 ».
De Lid-Staten vonden het echter passend een Gemeenschappelijke Verklaring op te stellen, die aan het Verdrag is gehecht, waarin zij « er akte van nemen dat Denemarken, Finland en Zweden zich bereid verklaren na te gaan in hoeverre bij wijziging van hun nationale wetgeving ten aanzien van kwesties in verband met het goederenvervoer over zee, in de toekomst steeds de procedure van artikel 23 van het Verdrag van Rome van 1980 kan worden nageleefd ».