En l'absence d'accord entre les entreprises en ce qui concerne l'interconnexion, les États membres veillent à ce que les autorités réglementaires nationales puissent intervenir à la demande d'une des parties concernées, mais veillent à ce qu'elles n'imposent des obligations qu'à un opérateur désigné comme puissant sur le marché, en tenant compte des objectifs et procédures politiques figurant dans les articles 6, 7, 13, 14, 15, 16, 17 et 18 de la directive 2000/./CE [relative à un cadre réglementaire commun pour les services et les réseaux de communications électroniques[.
Bij gebreke van overeenstemming tussen ondernemingen over interconnectieovereenkomsten, zorgen de lidstaten ervoor dat de nationale regelgevende instantie de nodige bevoegdheden krijgt om in te grijpen wanneer één van de betrokken partijen daarom verzoekt, maar alleen om verplichtingen op te leggen aan een exploitant die is aangewezen als beschikkende over een aanmerkelijke marktmacht , rekening houdend met de beleidsdoelstellingen en procedures die zijn vermeld in de artikelen 6, 7 en 13 tot en met 18 van Richtlijn ././EG [inzake een gemeenschappelijk regelgevingskader voor elektronische communicatienetwerken en -diensten[.